Detail

TitelDorps- en gemeentebestuur Engelen
Periode1576-1810
Omvang en Medium7,7 meter
OpenbaarheidOpenbaar
ToegangDorps- en gemeentebestuur Engelen, 1576-1810
InventarisDownload Dorps- en gemeentebestuur Engelen, 1576-1810
 

  •  Inleiding
    • Het grondgebied van de voormalige gemeente Engelen kende reeds bewoning ver voor het begin van onze jaartelling. Dr. C.R.Hermans vond tijdens opgravingen in het midden van de vorige eeuw resten van een Germaanse nederzetting. Ook Romeinse munten en aardewerk werden uit de bodem tevoorschijn gehaald (1).

      Als oudste naam voor Engelen komt de naam "Angrisa" voor, zoals blijkt uit een charter van 814, waarin melding wordt gemaakt van enige goederen, eigendom van het klooster Laurisham bij Mentz, die o.a. zijn gelegen in Agrisa (2).

      Over het begin van een permanente bewoning, over een eventuele stichting van Engelen is ons niets bekend. Wel vinden we in een kroniek vermeld, dat Vlijmen, waar Engelen zoveel banden mee had, gesticht is in de tiende eeuw. Het dorp schijnt namelijk gesticht te zijn door Robrecht II, de zesde Heer van Heusden, die overleden is in het jaar 972 (3).

      De gemeenschap Engelen schijnt in ieder geval in 1186 een kerk te hebben gehad (4). Een honderdtal jaren later, in 1285, werden de patronaatsrechten overgedragen door het Kapittel van de St.Jans-kerk te Luik aan de abdij van Berne. De kerk is met die van Vlijmen bediend geweest door één pastoor; in 1481 is zij tot een af-zonderlijke parochie verheven (5).

      Door Sophia, vrouwe van Heusden, is Engelen tezamen met Vlijmen, Hedikhuizen en Oud-Heusden in 1333 opgedragen aan de hertog van Gelre. Deze hertog ruilde de dorpen nog in hetzelfde decennium met de hertog van Brabant tegen Tiel, Zandwijk en Herwaarden (6). Gedurende deze periode in de veertiende eeuw maakte ook de graaf van Holland aanspraken op het Land van Heusden. En in 1356 slaagt hij er in het gehele Land van heusden, waaronder ook Engelen be-hoorde, in zijn bezit te krijgen (7). Dan wordt ook de grens tus-sen Holland en Brabant bepaald: de Bossche Sloot zal als grens fungeren, evenals de Dieze. Maar deze rivieren zelf zullen beho-ren tot het Brabantse grondgebied (8). Pas in 1805 zal het Land van Heusden weer tot Brabant (Noord-Brabant) gaan behoren.

      Als grensdorp heeft Engelen veel van oorlogsgeweld te lijden gehad. Verschillende malen is het dorp verwoest: door Bosschenaren (1372), Geldersen (1505 en 1512), Italianen en Walen in Staatse dienst (1579), nog eens door de Staatsen (1587) en door de com-mandant van de Engeler Schans in 1672. Ook in de Franse tijd heeft het dorp veel te lijden gehad.

      Dit oorlogsgeweld is er waarschijnlijk ook de oorzaak van geweest dat de bevolking klein in aantal is gebleven. Waren er in 1477 bijvoorbeeld 113 huizen en in 1496 100, na twee overvallen van de Geldersen waren er in 1515 nog maar 46 over (9).

      Ook tijdens de Opstand is het dorp meermalen geheel verlaten geweest: de bevolking was naar Bokhoven, Heusden of 's-Hertogen-bosch vertrokken. De Engelenaren die toen in 's-Hertogenbosch woonden kregen zelfs toestemming om hun rechtsdagen in Den Bosch te houden (10).

      In het jaar 1390 is Engelen een heerlijkheid geworden. Ook de Nassau's zijn Heren van Engelen geweest. In 1551 kwam het aan de grafelijkheid van Holland (11). Toch verschijnt er in het begin van de achttiende eeuw weer een Heer van Engelen: Hendrik van Barnevelt. De Heren van Engelen waren ook Heer van Vlijmen. Toch hebben zij nooit één heerlijkheid gevormd. Al hadden beide dorpen wel dezelfde schout.

      Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 wordt Engelen en Vlijmen verenigd tot één gemeente. Maar met ingang van 1 januari 1820 worden ze beiden weer zelfstandig.

      Een nieuwe samenvoeging wacht Engelen een eeuw later: in 1921, nu samen met Bokhoven. Ook na die tijd dacht men in Engelen weer aan nieuwe samenvoegingen. Deze gedachten hebben gestalte gekregen in de wet van 1 april 1970 (Stb 594): met ingang van 1 april 1971 zijn de gemeenten Empel-en-Meerwijk en Engelen op vrijwillige basis verenigd met 's-Hertogenbosch (12).

       

      Handvesten en reglementen

      Jan van Nassau, heer van Engelen en Vlijmen, kreeg in 1473 toestemming van Karel de Stoute om in Engelen een schepenbank op te richten. De benoeming van deze schepenen geschiedde door de heer met ingang van 1 september van elk jaar. Doordat de heer-lijkheid in 1551 aan de grafelijkheid kwam, kregen de Staten van Holland en West Friesland het benoemingsrecht van de schepenen. Als Hendrik van Barnevelt in het begin van de achttiende eeuw heer van Engelen wordt, krijgt hij het benoemingsrecht. Door de zittende schepenen worden in dubbeltallen voorstellen gedaan, waarna de heer zijn keuze doet. In het midden van de achttiende eeuw verdwijnt de benoemingsdatum van 1 september en worden de schepenen benoemd met ingang van 1 januari (13).

      Er zijn door de diverse heren van Engelen geen afzonderlijke re-glementen gemaakt voor het dorp als zodanig. Wel golden de regle-menten zoals die van kracht waren voor alle dorpen in het Land van Heusden. Zo worden bijvoorbeeld vanaf 1356 door de Graaf van Holland allerlei regelen gegeven over rechtspraak, dijkschouw, het afhoren van rekeningen en dergelijke. Deze reglementen vinden we vooral vanaf 1551, als ze uitgevaardigd worden door de grafelijkheid. Van de vóór die tijd door de heer uitgevaardigde regle-menten is slechts bij uitzondering iets bewaard gebleven (14). In het archief van de Nassause Domeinraad (de heerlijkheid behoorde van 1460 tot 1551 aan de Nassau's) zijn bijvoorbeeld van Engelen en Vlijmen slechts twee rekeningen overgebleven (15).

      In 1691 krijgt Engelen van de Raden en Meesters van de Rekeningen der Domeinen een reglement, dat elf jaar later ook voor de andere dorpen en heerlijkheden in het Land van Heusden gaat gelden (16).

      Financiën

      De dorpsrekeningen worden opgemaakt door twee (soms ook door één) burgemeesters. Deze werden door de heer uit dubbeltallen be-noemd. De burgemeesters maakten dan een rekning over de inkomsten en uitgaven van het dorp op, waarbij ze begonnen op 1 januari van het jaar waarin ze aangesteld waren en waarbij ze het gehele jaar alle posten noteerden. Echter werd door hen ook ná 31 december geld ontvangen en uitgegeven! Voornamelijk was dit het geval in-dien de werkzaamheden waarvoor het geld bestemd was verricht wa-ren in het jaar waarin de burgemeesters hun taak vervulden. Maar ook gebeurde het dat de werkzaamheden en dergelijke ná de datum van 31 december uitgevoerd, in de rekening genoteerd en verant-woord werden. Men kan in het algemeen stellen, dat de rekeningen van de burgemeesters begonnen op 1 januari van het jaar waarin ze aangesteld werden, en eindigden op de afhoordatum. Dan kan het dus zijn, dat er op een gegeven ogenblik twee verschillende duo's burgemeesters aan het werk waren. Dan ging gewoon degene die geld nodig had naar díe burgemeester die geld in kas had.

      De omslagen werden verpacht en waren bestemd als inkomsten voor het dorp, terwijl de pachter een percentage van de bruto-op-brengst als kollektloon ontving. In de regel werden ze omgesla-gen ná het jaar waarin de kosten gemaakt werden. Het nadelig sal-do, de schuld, werd dan omgeslagen over de mergentalen van het dorp. De omslag werd verpacht door schout en burgemeesters, ten overstaan van schepenen.

      Het nadelig saldo van een dorpsrekening kon eventueel verminderd worden door een batig saldo van de verponding of een extra-ordinaire verponding (gewestelijke belastingen). Bijvoorbeeld voor het jaar 1743 had het dorp een nadelig saldo bij de burgemees-tersrekening. Dit nadelig saldo ("de omslag over 1743") werd verpacht in 1744.

      De honderdste en tweehonderdste penning (ook extra ordinaire ver-ponding genoemd) waren een gewestelijke belasting die verpacht werden. Dit geschiedde door schout, schepenen en burgemeesters ten overstaan van de Ontvanger generaal van de verponding over Holland en West Friesland, of ten overstaan van een van diens medewerkers.

      Het feit dat deze belastingen verpacht werden, waarbij het dorp een bepaalde quote moest betalen, maar waarbij de opbrengsten wisselende, was er de oorzaak van dat een dergelijke belasting een batig saldo kon opleveren. Uit de opbrengst werden ook dorps-betalingen gedaan, terwijl een eventueel batig saldo ten goede kwam van het dorp.

      Andere gewestelijke belastingen waren de Aprilse Pachten. Deze werden zo genoemd omdat ze ingingen op 1 april en eindigden op 31 maart van het daaropvolgende jaar. Deze belasting werd geheven over rundvee, zout, zeep, dienstboden, paarden en het zaaien. Ook het recht van klein zegel was hier bij. Later (gedurende de Fran-se tijd) werd er een aparte belasting voor geheven: het Recht van Klein Zegel op de Patenten.

      Belasting op collaterale successie, 40e penning op roerende en onroerende goederen en op het trouwen en begraven werd ingezameld door een gaarder. Vanaf 1806 wordt de successiebelasting afzonderlijk geheven. Dit geschiedde door een gequalificeerde daartoe.

      Gedurende de Opstand diende men niet alleen aan het Noorden, maar ook aan het Zuiden te betalen. Dit was het geval toen men aan het eind van de 16e eeuw in 's-Hertogenbosch verbleef, maar ook later gebeurde het. In de 30er jaren van de 17e eeuw betaalde men bij-voorbeeld aan de koning van Spanje de contributie als een speci-fieke oorlogsbelasting. En aan de Republiek betaalde men de bede. Het verschil bestaat hierin, dat de contributie geheven werd op een bepaald territoir en niet impliceerde, dat men de opperheer-schappij van die staat erkende. Bij de bede was het anders: dan erkende men de heffer als souverein (17).

      LET WEL: voor een goede bestudering van het leven in Engelen is het dus noodzakelijk alle belastingen te bestuderen vanaf het moment van aanbesteding (of vanaf de aanvang van de heffing) tot aan de afhoordatum. Dus niet enkel de burgemees-tersrekeningen en de omslag, maar ook de verpondingsrekenin-gen (ordinaire en extra ordinaire), omdat deze dorpsuitgaven bevatten.

       

      Personeel

      In het dorp vormden de schout en de secretaris samen met de burgemeesters het dagelijks bestuur. Later (in de achttiende eeuw) was de schout tevens secretaris, zowel van Engelen als van Vlijmen. Ook oefende de schout de funktie uit van opperweesmees-ter, opperarmmeester en van dijkgraaf. 

      De burgemeesters (twee, soms ook één) maakten de dorpsrekeningen op. En samen met de schout en schepenen verpachtten zij ook de verpondingen. En met de schout ten overstaan van de schepenen verpachtten zij de omslag. Evenals de schepenen werden zij benoemd door de heer uit dubbeltallen.

      De schepenen werden (althans in het midden van de achttiende eeuw) uit dubbeltallen benoemd door de heer van Engelen voor de tijd van één jaar. Zij hadden ook dikwijls de functie van heemraad.

      De koster-schoolmeester-voorzanger-doodgraver werd gedeeltelijk door de burgemeesters en gedeeltelijk uit de inkomsten van de kerk betaald.

       

      Toezicht op de waterhuishouding

      De schout van Engelen was tevens dijkgraaf van de binnen-polder. De schepenen oefenden de funktie van heemraad uit. Een echt polderarchief van deze binnenpolder schijnt niet meer uit deze tijd aanwezig te zijn: het dorp was te klein en beschouwde de polder niet als een afzonderlijk deel, maar als een onderdeel van de dorpshuishouding. Een apart polderarchief schijnt in 1809 aangevangen te zijn. Die datum wordt genoemd door rijksarchivaris Smit in een van zijn verslagen (18).

       

      Toezicht op de Kerk

      In 1795 zijn een aantal kerkrekeningen die in het dorpsarchief bewaard werden teruggegeven aan de kerk. Eén rekening werd toen echter niet teruggegeven (uit 1767-1768, nu: inv.nr. 1205). Met als gevolg dat we buiten deze ene rekening slechts exemplaren aangetroffen hebben van na 1795. De kerkrekeningen werden opgemaakt door een kerkmeester en afgehoord door de schout, predikant en verdere regeerders.

       

      Toezicht op de Armen

      In Engelen hebben twee verschillende fondsen ten behoeve van de armen bestaan: "de Grote Armen" (ook wel "Algemene Armen" genoemd) en de "Diakonie Armen". Tot aan het jaar 1688 waren er bij de Grote Armen twee armmeesters die voor één jaar benoemd werden. Vanaf 1710 (er is een hi-aat tussen 1688 en 1710) zien we dat er slechts één armmeester is, die voor de tijd van één jaar benoemd wordt. In de Franse Tijd verandert het weer: er komen twee armmeesters (één katholie-ke en één protestantse) die elk voor twee jaar gekozen worden en wel zo, dat ieder jaar er één van de twee aftreedt en opgevolgd wordt door een "geloofsgenoot" (19).

       

      Bewaring van het archief

      Het oorlogsgeweld dat het dorp Engelen tijdens de Opstand meermalen heeft getroffen kan er de oorzaak van zijn dat we van de periode van vóór het Twaalfjarig Bestand slechts enkele rekeningen aantreffen. 

      De secretaris voert het beheer van de administratie en van het archief. Omdat de funktie van schout in de 18e eeuw inhield dat hij tevens secretaris was betekent dit, dat de schout vanaf die tijd het beheer en de zorg voor het archief had.

      In het najaar van 1794 hebben Franse troepen de kast in de secretarie waarin het archief bewaard werd opengebroken. De inhoud, "charters papieren en instrumenten", werden er uitgehaald, verbrand en verstrooid. De bestuurders van Engelen hebben zo goed mogelijk daarna alles verzameld wat er nog gered kon worden. Dit restant werd in korenzakken verpakt en onder geleide met een kar naar Vlijmen vervoerd. Schout Gerard Lieshout, die in Vlijmen woonde, verklaarde dat hij "onverantwoordelijk" was voor deze pa-pieren. Het archief werd opgeborgen in de Hervormde Kerk van Vlijmen (in het koor van deze kerk had Vlijmen haar raadkamer). In het voorjaar van 1795 werd alles weer teruggebracht naar Enge-len toen daar de vreemde troepen verdwenen waren. Uit de inventa-ris die toen opgemaakt werd blijkt, dat er een aantal archivalia toen overgeleverd werden aan de Kerkeraad, zoals een bestek van de pastorie en een aantal kerkrekeningen (20).

      Schout Lieshout had onder zijn hoede de hele administratie, waaronder de resolutieboeken. Het resolutieboek van de periode vóór 1795 was ook in zijn bezit. Toen hij ontslagen werd, heeft de nieuwe schout, Francis van Drunen, het resolutieboek niet gekregen.

      In het in 1844 gebouwde raadhuis vond ook het archief een plaats. Rijksarchivaris A.C. Bondam zei er in 1900 van dat het goed verpakt was en van opschriften voorzien. Het archief bevond zich in een lokaal tegenover de secretarie dat gewoonlijk gesloten bleef. Het was daar opgeborgen in een open kast met gordijnen. Deze manier van opberging was er volgens Bondam waarschijnlijk de oorzaak van dat er van vocht niets te bespeuren viel. Hij noemde de toestand dan ook "gerust".

      Toen het archief in 1930 geïnspecteerd werd door rijksarchivaris mr.J.P.W.A. Smit kon deze constateren dat het voor een deel gebor-gen was in de raadzaal. Er bestond geen inventaris op, maar het geheel was enigszins gescheiden en in series geplaatst (22).

      Bij de overbrenging naar het archiefdepot van de gemeente 's-Hertogenbosch in november 1971 kon geconstateerd worden, dat er een groot aantal archivalia te lijden had gehad van vocht. Dit is er ook de oorzaak van dat een aantal nummers uit de hierna volgende inventaris slechts na restauratie geraadpleegd kunnen worden.

       

      De inventarisatie

      De bestanddelen van het archief van de gemeente Engelen van de periode vóór 1811 werd ter inventarisatie van het gemeentehuis van Engelen overgebracht naar het Stadsarchief van 's-Hertogenbosch. Bij het bestuderen van inventarissen van het Rijksarchief en het gemeentearchief van Vlijmen bleek, dat er enige stukken waren afgedwaald. Deze hebben we teruggebracht (23).

      Onder de archiefstukken troffen we verschillende inventarissen aan. Deze waren slechts magazijnlijsten, opgemaakt door de secretaris en konden bij de inventarisatie slechts weinig steun bieden. Op veel archivalia waren in dorso letters en cijfers vermeld. Deze komen overeen met de inventaris van 1785 doch zijn slechts aangebracht volgens een verder volkomen willekeurige manier. Daardoor hebben zij ook geen rol kunnen spelen bij het sa-menstellen van deze inventaris.

      De inventaris uit 1796 is opgemaakt, nadat de voormalige schout Gerard Lieshout met veel moeite bereid was gebleken zijn oude administratie terug te geven (Hoewel dit niet helemaal geschied was!) aan de regeerders van het dorp.

      In deze inventaris is ook opgenomen het exemplaar uit 1811, dat weliswaar is samengesteld ná het samengaan van Engelen en Vlijmen, doch zij is duidelijk vervaardigd met de bedoeling de oude administraties van Engelen en Vlijmen gescheiden te houden (24).

      De grote hoeveelheid rekeningen en de daarbij behorende bijlagen was een van de zaken die opvielen bij de ordening van het archief. Deze leverden ook de meeste moeilijkheden op. Er werd begonnen met een beschrijving van de verpachtingskontrakten van de diverse belastingen. Daar immers werd duidelijk omschreven wie onder welke voorwaarden wat doet. Daarna vond de beschrijving plaats van de rekeningen en de daarbij behorende bijlagen.

      Omdat de verpachtingscontracten van belang zijn bij het bestuderen van de verschillende aspekten van de dorpsfinanciën werden zij ook in deze inventarius afzonderlijk beschreven. De kontrak-ten zijn geplaatst direkt na het hoofd "Financiën" en vóór de verdere onderverdeling in "Dorpsfinanciën" en "Lands- en Gewestelijke Financiën". Een en hetzelfde verpachtingskontrakt bevat dikwijls zowel een gewestelijke als een plaatselijke belasting. Daarom ook kon deze serie moeilijk uiteen gehaald worden.

      Ik wil deze inleiding eindigen met een woord van dank aan de medewerkers van het Stadsarchief van 's-Hertogenbosch waarvan ik vooral aan mr. J.A.M. Hoekx (als mentor) en aan drs. P.Th.J. Kuyer veel dank verschuldigd ben, doordat zij mij in de gelegenheid stelden mijn stage aan het Bossche archief zo goed mogelijk te volbrengen en voor hun hulp en medewerking voor het samenstellen van deze inventaris van het archief van Engelen.

      Ook de collega's van het Rijksarchief in de provincie Noord-Brabant ben ik dank verschuldigd voor hun hulp, die ik o.a. verkregen heb tijdens de twee-wekelijkse bijeenkomsten van de "Inventarisatie-ploeg".

      augustus 1972

      Peter-Jan van der Heijden

       

      Noten, behorende bij de Inleiding

      1. Zie de "Bibliografie van Engelen"; hierbij de artikelen van G. Beex, C.R.Hermans en W.H.Th.Knippenberg.
      2. C.R.Hermans: Analytische opgave der gedrukte charters ….. betrekkelijk de provincie Noord-Braband, 's-Hertogenbosch 1844, blz. 4.
      3. J.v.Oudenhoven: Beschrijvinge der stad Heusden, blz. 46.
      4. L.H.C.Schutjes: Geschiedenis ..., deel III, blz. 587.
      5. L.H.C.Schutjes: Geschiedenis ..., deel V, blz. 827.
      6. L.H.C.Schutjes: Geschiedenis ..., deel V, blz. 460;  J.N.G. Sassen: Charters en privilegebrieven...., nr. 64. Hierbij moet worden opgemerkt dat de beschrijving van Sassen onvoldoende is; wat de hertog bij deze ruil terugkrijgt is in het charter wel vermeld.
      7. Deze hele geschiedenis in de veertiende eeuw is erg verward. Hopelijk brengt de bronnenpublicatie over Jan III (waaraan momenteel in België gewerkt wordt) wat meer licht in de duisternis. Zie bijv. Sassen, Charters..., nr.124.
      8. Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief Oude Schuts, inv.nrs. 2-4.
      9. R.Fruin: Informacie...., blz. 637.
      10. Rechterlijk Archief Engelen, inv.nr.37.
      11. S.W.A.Drossaers: Het archief van den Nassauschen Domeinraad, deel I, 's-Gravenhage, 1948, blz.133.
      12. Binnenkort hoop ik een uitgebreider geschiedenis van Engelen te kunnen publiceren.
      13. Zie inv.nrs. 16 en 17.
      14. Zie inv.nr. 16 en ook J.v.Oudenhove: Beschryvinghe der stad Heusden.
      15. S.W.A.Drossaars: Het archief van den Nassauschen Domeinraad, deel I, inv.nrs. 799 en 800.
      16. "Reglement over de dorpen en heerlykheden in de Lande van Heusden." Ook afgedrukt in J.v.Oudenhoven: Beschryvinghe.., blz.456 e.v.
      17. V.A.M.Beerman: Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch van 1629 tot 1648. Nijmegen 1940, blz. 203; F.Prims: De schrikkelijke jaren van de retorsie (1632-1642). In: Taxandria, 39 (1932), blz. 71 e.v.
      18. J.P.W.A.Smit: Het Rijksarchief in Noord-Brabant. In: VROA, 1930, blz.115-116.
      19. Omdat het archief van de Hervormde Kerk nog niet geïnventariseerd is, is het nog niet mogelijk te zeggen welke funktie precies de Diakonie Armen hadden. Het kan zijn dat zij (evenals de Grote Armen) zelfstandig funktionerend waren; het kan ook zijn dat het een onderdeel van het kerkarchief vormt.
      20. Zie inv.nr.25.
      21. A.C.Bondam: Verslag omtrent de ordening en inventarisatie van oude gemeente- en waterschapsarchieven in Noord-Brabant over 1900. In: VROA, 1900, blz. 880.
      22. J.P.W.A.Smit: Verslag van den provincialen inspecteur in de provincie Noord-Brabant. In: VROA, 1930, blz. 96.
      23. Van het Rijksarchief in de provincie Noord-Brabant:uit het Rechterlijk Archief van Engelen: inv.nr. 42, 43 en 47 (hieruit vier stukken); uit de Collectie Aanwinsten 1921: inv.nr.12. Van het gemeentearchief van Vlijmen: inv.nrs. 31-b, 38-b en 43-c. (De nummers verwijzen naar V.Cleerdin: Inventaris van het oud-archief der gemeente Vlijmen, z.pl., 1916).
      24. Zie inv.nrs. 21-26.
  •  Citeerinstructie: NL-HtSA Archiefnummer 0010 Dorpsbestuur Engelen, 1577-1810, inv.nr. ...
  • Hele toegang