Detail

TitelCommissie voor stadschoon, schoonheidscommissie ’s-Hertogenbosch, 1920-1960
Periode1920-1960
Omvang en Medium0.6 meter
OpenbaarheidOpenbaar
ToegangCommissie voor stadschoon, schoonheidscommissie ’s-Hertogenbosch, 1920-1960
InventarisDownload Commissie voor stadschoon, schoonheidscommissie ’s-Hertogenbosch, 1920-1960
 

  •  inleiding
    • Al vroeg had 's-Hertogenbosch een uit deskundigen bestaande commissie die waakte over de esthetische kwaliteit van de openbare ruimte. De Bossche Schoonheidscommissie dateert van 1919 en is daarmee waarschijnlijk de oudste in Noord-Brabant. In Breda, toch ook een stad met veel historische monumenten, kwam een dergelijke commissie pas in de jaren zestig tot stand. De directeur Gemeentewerken achtte zichzelf hier competent genoeg om zonder hulp van derden het gemeentebestuur te adviseren. Arnhem was wel wat eerder: daar werd al in 1911 besloten om zo'n commissie in te stellen. De monumentenzorg had toen nog niet veel om het lijf: er was nog geen monumentenwet en nog geen rijksdienst voor de monumentenzorg. In 1903 was het rijk begonnen met het beschrijven van 'monumenten van geschiedenis en kunst'. Het eerste deel van deze nog steeds bestaande serie boekwerken kwam in 1908 van de pers. Het deel over Noord-Brabant verscheen in 1931. In 1918 kwam het tot de oprichting van een rijkscommissie voor de monumentenzorg met de 91-jarige beroemde architect Pierre Cuypers als voorzitter.

      De monumenten mochten dan wel beschreven en bestudeerd worden, dat wilde nog niet zeggen dat zij beschermd waren. Nog kort voor het uitbreken van Wereldoorlog II zijn er in Noord-Brabant middeleeuwse parochiekerken afgebroken om plaats te maken voor grotere kerkgebouwen. Pas de eerste Monumentenwet van 1961 maakte het mogelijk objecten te beschermen.

      De Bossche commissie had tot taak burgemeester en wethouders te adviseren over "het uiterlijk van nieuwe wijken en van nieuwe gebouwen in de andere wijken" en over "de handhaving en de bevordering van het bestaande stadsschoon en de instandhouding van bestaande monumenten en andere bouwwerken" [1]. De leden van de commissie moesten architect of anders in elk geval kunstzinnig of technisch onderlegd zijn. Een opvallende bepaling was dat de architecten niet in 's-Hertogenbosch mochten wonen. B & W wilden zo voorkomen dat architecten hun eigen ontwerpen of dat van een concurrent zouden beoordelen.

      Als gevolg van wanbeheer is het oudste deel van het archief van de vroegere Schoonheidscommissie verloren gegaan. Vermoedelijk is dit al in de late jaren zeventig gebeurd. Het Stadsarchief is echter wel in het bezit van een deel van de papieren van architect Piet van Kessel en hierin bevinden zich door hem verzamelde stukken over de activiteiten van de Bossche Schoonheidscommissie. P.H. van Kessel (geboren Wijchen 1895 - overleden 's-Hertogenbosch 1970) kwam in 1923 na een opleiding als bouwkundige in tijdelijke dienst bij de gemeente 's-Hertogenbosch. Hij ontwierp onder meer de Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Ambacht aan het latere Kapelaan Koopmansplein (nu verbouwd tot appartementen) en het belastingkantoor op de hoek van de Keizerstraat en de Wolvenhoek. De loopbaan van Piet van Kessel verliep voorspoedig en werd in 1945 bekroond met een benoeming tot adjunct-directeur (of: onder-directeur) van Gemeentewerken. Onmiddellijk na de bevrijding kreeg hij de opdracht om de oorlogsschade aan monumentale gebouwen in 's-Hertogenbosch en omgeving op te nemen. In zijn persoonlijk archief dat ook op het Stadsarchief bewaard wordt bevindt zich een zeer interessant dagboek over wat hij te zien kreeg op zijn inspectiereizen door het Land van Heusden en Altena. De overigens geringe schade aan de St. Janskerk is daarin ook terug te vinden. In 1946 werd hij door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aangewezen als architect van de St. Janskathedraal. Uit hoofde van zijn functie was Van Kessel lid van de Schoonheidscommissie.

      De vijf archiefdozen over de Schoonheidscommissie bevatten vooral objectdossiers met daarin bouwtekeningen van huizen en andere gebouwen. Notulen van de commissie ontbreken, wel komt men zo nu en dan een schriftelijk advies van een der leden tegen. De verzameling objectdossiers is zeker niet volledig. De meeste ontwerpen zijn te situeren in de periode 1920-1940. De commissie beoordeelde zowel verbouwingen als nieuwbouwprojecten maar ook alles wat het straatbeeld zou kunnen ontsieren. Een dossier gaat over het H. Hartmonument dat thans op het Emmaplein staat en uit 1924 dateert. Een ander dossier gaat over de aanleg van wegen en plantsoenen op de Zuidwal en de Spinhuiswal in 1922-1923. In 1953 werd er een prijsvraag uitgeschreven om de provinciale griffie uit te breiden. Daarvoor moest een groot deel van de bebouwing van het Lombardje wijken. Het plan ging niet door en de provincie verhuisde naar een terrein aan de rand van de stad. Zelfs neonreclames en uithangborden werden aan de commissie voorgelegd. Als zij te opzichtig waren werden ze afgekeurd. In de jaren vijftig werd de regel gehanteerd dat men alleen reclame mocht maken voor een artikel dat in het betreffende pand werd verkocht. Grote firma's als Philips, de levensverzekeraar Nillmij en Engelbert's banden kregen daardoor geen kans langs de toenmalige rijksweg die door de stad heen liep opzichtige reclames te plaatsen.

      In de dossiers zijn soms fraai gekleurde tekeningen bijgesloten van de middelen die winkeliers wilden gebruiken om op te vallen .Te zijner tijd zal al het beeldmateriaal worden overgebracht naar de Historisch Topografische Atlas.  In de dossiers is dit aangegeven en wordt verwezen naar het stamboeknummer van de atlas. Deze stukken zijn daar raadpleegbaar. Op de objectdossiers is een inventaris gemaakt. Alle stukken zijn openbaar.

      [1] Besluit Gemeenteraad 28 mei 1919. Tijdens deze vergadering werd meteen een reglement vastgesteld waaraan het citaat is ontleend. 

  •  Citeerinstructie: NL-HtSA Archiefnummer 0037 Commissie stadsschoon, schoonheidscommissie 's-Hertogenbosch, 1920-1960, inv.nr. ...
  • Hele toegang