In 1949 schreef L. van de Laar voor het behalen van zijn kandidaatsdiploma geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen een scriptie getiteld: ‘De Bossche Troebelen juli-october 1566’.
De resultaten van dit onderzoek waren zo veelbelovend dat er verregaande plannen waren om op hetzelfde onderwerp te promoveren. Door diverse omstandigheden is het er echter niet van gekomen dat L. van de Laar, pater redemptorist, zelf promoveerde. In 1982-1983 is er sprake van geweest dat mr. J. Hoekx, medewerker van het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, de aantekeningen en bevindingen van van de Laar zou gaan omwerken tot een boek over de zogenaamde Bossche Beroerten. Dhr. Hoekx beheerde dat wat inmiddels de “Collectie van de Laar” was gaan heten. Promoveren op het onderwerp bij professor Spiertz aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen was in de ogen van mr. Hoekx ongepast aangezien het ging om de aantekeningen en de resultaten van het onderzoek van iemand anders. Op 10 februari 1983 overleed pater van de Laar in Amsterdam na een langdurig ziekbed.
In 1989 meldde zich bij het stadsarchief de student geschiedenis aan de katholieke Universiteit A. Schuttelaars. Hij was door professor Spiertz geattendeerd op de aantekeningen van pater van de Laar en zou graag onderzoek willen verrichten naar de troebelen in 1566. In 1991 studeerde hij op dit onderwerp af.
Zowel de scriptie van Van de Laar als die van Schuttelaars zijn in de bibliotheek van het stadsarchief beschikbaar.
Schuttelaars schrijft in de inleiding van zijn scriptie dat de aantekeningen van Pater van de Laar voor een historicus van grote waarde zijn; niet alleen voor onderzoek naar de beeldenstorm, maar eigenlijk voor ieder onderwerp uit de zestiende eeuw, bijvoorbeeld demografie, verspreiding van de reformatie vanuit het Duitse grensgebied, ontwikkeling van de reformatie in de Meijerij, predikanten, studenten, valsmunterij enzovoort, enzovoort.
De collectie is in 1983 aan het Stadsarchief geschonken/in bruikleen gegeven. Er zijn geen beperkingen met betrekking tot de openbaarheid.
De omvang van de collectie is 6 dozen en bestaat voornamelijk uit ringbanden met aantekeningen. Bij de collectie zoals die in dozen is verpakt hoort een aantal kaartenbakken met diverse onderzoeksgegevens. Raadpleeg voor meer informatie de studiezaalmedewerker.